Resultaten handhavingsactie NVWA voor peutermelk

Wetgeving peutermelk

Peutermelk is melk die speciaal op de markt is voor kinderen tussen de 1 en 3 jaar. Sinds juli 2016 gelden geen aparte regels meer voor peutermelk. Het product valt onder de Europese en nationale regels voor gewone levensmiddelen. Het maken van voedings- en/of gezondheidsclaims op peutermelk is toegestaan overeenkomstig de regels in Verordening (EG) nr. 1924/2006, de zogenaamde claimsverordening.

Overtredingen claimswetgeving

De meeste overtredingen, die de NVWA heeft geconstateerd, hebben betrekking op de claimswetgeving. Op twee producten stond de claim ƒ??geen suiker toegevoegdƒ??. Dit mag alleen als ook op het etiket staat dat er van nature aanwezige suikers aanwezig zijn. In peutermelk zit namelijk lactose (melksuiker). 

Op 3 producten werd een vage gezondheidsclaim vermeld. Dit mag alleen als het vergezeld gaat van een specifieke toegestane (wetenschappelijk bewezen) gezondheidsclaim. De claims die als onduidelijk gezien werden zijn:
-     'prebiotische vezels';
-    'groeimelk' en 'voor een goede groei en ontwikkeling';
-   'verrijkt met bepaalde belangrijke voedingsstoffen voor de ontwikkeling van je kindje, zoals vezels'.

Verder werd op 2 merken geitenpeutermelk vermeld dat het product 'licht(er) verteerbaar' is. Deze gezondheidsclaim is wetenschappelijk niet bewezen en daarom niet toegestaan.

Foutieve benaming

Op één product werd een foutieve benaming, namelijk opvolgmelk, aangebracht. De benaming opvolgmelk is vastgesteld in Richtlijn 2006/141/EG (gereserveerde benaming) en mag alleen gebruikt worden voor opvolgzuigelingenvoeding en niet voor peutermelk.

Toezicht komende jaren

De sector heeft in 2015 het initiatief genomen om een systeem van zelfregulering op te zetten voor etikettering en reclame voor volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding. Dit zelfreguleringssysteem heeft waarschijnlijk ook bijgedragen aan de betere naleving van de wetgeving op peutermelk. In 2017 en 2018 zal de NVWA beoordelen of dit inderdaad zo is en op basis hiervan bepalen hoe het toezicht er bij deelnemende fabrikanten komt uit te zien. Bij bedrijven die niet deelnemen aan het systeem van zelfregulering blijft het reguliere inspectieregime gelden.